Pedagogisch competent
Scholier (19) krijgt boete voor treiteren in klas
De politierechtbank in het Belgische Mechelen heeft vandaag een 19-jarige scholier veroordeeld tot een boete van 110 euro wegens pestgedrag in de klas. Een docent had aangifte tegen hem gedaan omdat hij tijdens de les steeds de volumeknop van zijn computer opendraaide, zodat er luide muziek door het lokaal schalde.
De leerling, die de school inmiddels heeft verlaten, moet de docent ook een symbolische schadevergoeding van 1 euro betalen. Een minnelijke schikking had hij eerder geweigerd.
De jongeman zei niet te snappen dat hij 'voor zo'n futiliteit' voor de rechtbank moest komen. Volgens zijn moeder overweegt hij in beroep te gaan.[1]
Is deze docent pedagogisch competent. Dat deze docent dit zover laat gaan, zegt iets over de docent. De docent heeft niet tijdig genoeg aangegeven dat hij dit niet wil hebben. Ik vind het erg ver gaan dat je dit voor de rechtbank laat komen. Heb je dan als docent helemaal geen middelen binnen de school om dit op te lossen. Er zijn veel andere manieren om een leerling te straffen, waardoor de leerling ook duidelijk weet dat hij te ver gegaan is. Deze leerling had waarschijnlijk een behoefte aan autonomie en kreeg deze niet van de docent. Leerlingen zijn hier naar op zoek en dan gaan ze het zelf wel uitproberen. Dit is heel goed op te lossen door te weten welke leerlingen je in je klas hebt. En inspelen op de behoefte van de leerlingen!
Mijn visie
De basisbehoeftes van de leerlingen zijn hier erg belangrijk. Er zijn drie basisbehoeftes: Relatie, competentie en autonomie. Als deze basisbehoeftes in de klas aanwezig zijn, heb ik een goede basis om les te geven aan deze klas.
Aan het begin van de PABO, twee jaar geleden dacht ik zo over pedagogisch competent:
“Als je kijkt bij de tweede competentie; Pedagogisch competent zijn. Het pedagogische klimaat, hierbij zijn de drie basisbehoeftes van grootbelang. De basisbehoefte relatie; erbij horen heb ik in mijn middelbare schooljaren gemist. De middelbare school was een grote school, 10x zoveel leerlingen als op de basisschool. Jeetje, wat groot. Ik heb 5 jaar op die school gezeten en me nooit echt prettig gevoeld. Maar waarom daar kwam ik pas achter toen ik mijn HAVO examenvakken overdeed op een andere school. Een kleine school, waar je van nummer ineens een persoon werd. Ik bloeide op, ik mocht mee beslissen over hoe ik wilde leren en wat ik wilde leren (richtlijnen waren er wel, maar lessen werden naar behoefte ingevuld). Persoonlijk contact met docenten, docenten wisten je naam en achtergrond, samen met de docenten lunchen in de kantine en koffie drinken. Met dit voorbeeld wil ik aangeven dat een basisbehoefte relatie; erbij horen. Erg belangrijk is om je een persoon te voelen en geen nummer van het geheel. Iedereen is anders en dat is het mooie aan de mensheid! Met de behoefte competentie ga je uit van de verschillen van de kinderen. Het werken met meervoudige intelligenties is hier een mooi voorbeeld van.
Gardner heeft het over 8 verschillende intelligenties.
De verschillende intelligenties volgens de theorie zijn:
- verbaal/linguïstische intelligentie (woordknap)
- logisch/mathematische intelligentie (rekenknap)
- visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldknap)
- muzikaal/ritmische intelligentie (muziekknap)
- lichamelijke/kinesthetische intelligentie (beweegknap)
- interpersoonlijke intelligentie (mensknap)
- intrapersoonlijke intelligentie (zelfknap)
- natuurgerichte intelligentie (natuurknap)
Niet iedereen is even intelligent op alle manieren. Door uit te gaan van wat een kind kan en dit door te koppelen aan de intelligenties, zal een kind ook met meer plezier naar school gaan. Maar je moet hier wel mee oppassen. Zo heb ik dit vroeger ook ervaren, ik weet dit voorbeeld alleen maar uit verhalen van mijn moeder.
Maar ik was 4,5 jaar oud, zat al een halfjaar op de kleuterschool, ik was een pienter en leergierig meisje, ik wist al veel, daardoor werd ik ook overvraagd… Ik moest dingen leren in groep 1 die eigenlijk voor kinderen in groep 2 of 3 bestemd waren. Op een gegeven moment kon ik dit niet meer aan en de conclusie van de huisarts was; Kleuterstress. Pas in groep 3 leerde ik kleuren en tekenen op het niveau was ik al in groep 2 moest kunnen. Met dit voorbeeld wil ik aangeven dat je uit moet gaan wat een kind al kan, maar wel een kind moet blijven stimuleren om andere dingen te leren. Je gaat uit van de verschillen van de leerlingen, maar je geeft de kinderen ook de ruimte voor hun eigen leerstijlen en ze vragen stellen die tot reflectie uitnodigen.
Bij autonomie de laatste van de basisbehoeftes gaat het erom dat een kind het gevoel heeft dat er naar hem of haar geluisterd wordt. De ideeën waar kinderen mee komen deze ook serieus nemen. Ik was als kind altijd al bezig met inrichting van interieurs, maar ook van klaslokalen. Zoals ik eerder verteld heb was dat ook mijn kind droom om waar te maken. Ik had in groep 5 een leuk idee om de klas in te richten. Op papier had ik het uitgetekend en de juf vond het helemaal geweldig! Na schooltijd heb ik met twee vriendinnetjes en de juf de klas veranderd. Dat heet mij het gevoel gegeven dat het op mijn manier ook goed is!
Naast de 3 basisbehoeftes houd de competentie pedagogisch competent nog meer in. Zoals
- De leraar is in staat om de ontwikkeling van het kind op sociaal emotioneel en moreel te bevorderen.
- De leraar gaat er voor dat een kind een zelfstandig en verantwoordelijk persoon wordt.
- Creëert een veilige omgeving.”[2]
Nu denk ik zo over pedagogisch competent:
|
Relatie |
Competentie |
Autonomie |
Interactie |
Leerlingen persoonlijk ontmoeten |
Leerlingen helpen reflecteren |
Leerlingen ruimte geven, initiatieven honoreren |
Instructie |
Een instructie geven die veilig is voor leerlingen |
Activerend leren centraal stellen in opdrachten |
Leerlingen (mede) de taak en/of de vormgeving daarvan laten kiezen |
Klassenorganisatie |
Ontmoetingstijd creëren met leerlingen |
Aanpassingen in tijd en ruimte maken voor leerlingen |
Met leerlingen plannen wat ze hoe gaan doen |
Bron [3]
Vorig jaar tijdens mijn opleiding PABO ben ik veel bezig geweest met de basisbehoeftes van de leerlingen. Daarin ook het verschil tussen jongens en meiden. Het stuk adaptief onderwijs heb ik vertaald naar de middelbare school en specifiek naar de klassen waar ik les aan geef.
“Het matrix van adaptief onderwijs uitgewerkt.[4]
Interactie / relatie
Vertrouwen en waarderen;
Ik geef de leerlingen complimenten, ook al maken ze hele kleine stappen vooruit. Bij de jongens moet ik hier heel direct in zijn en duidelijk benoemen wat ze gedaan hebben. Bij de meisjes kan ik dit ook met een handgebaar. In de klas behandel ik iedereen met respect. Het maakt mij niet uit of je een jongen of een meisje bent of welke culturele achtergrond jij hebt. Maar ik verwacht wel dat ik ook respect terug krijg.
Ondersteunen;
Elke leerling krijgt van mij persoonlijke aandacht. Vaak is dit even in de les, ervoor of erna. Er zijn ook leerlingen die even iets komen vertellen.
Uitdagen;
Met het samenwerken in de klas probeer ik naast sterke en zwakke leerlingen ook jongens en meisjes te laten samenwerken. Beiden zullen op een heel andere manier de opdrachten aanpakken, zo leren zij weer van elkaar.
Interactie /competentie
Vertrouwen en waarderen;
Als ik kijkt naar het verschil tussen jongens en meisjes met betrekking tot het leren, nemen meisjes de taal sneller op. Ik maak geen onderscheid tussen jongens en meisjes met betrekking tot het kunnen en kennen van het leerling op individueel niveau. Elk leerling kan iets goed en dit zal ik benadrukken door het te benoemen.
Ondersteunen;
Om zoveel mogelijk rekening te houden met de verschillende interesses, moet ik als leerkracht weten wat de interesses van de verschillende leerlingen zijn. Niet alleen het verschil tussen jongens en meisjes, maar ook individuele verschillen. Als ik de interesses van de leerlingen weet kan ik inspelen op de leefwereld van de leerlingen.
Uitdagen;
Het begrip “erbij houden” vind ik een belangrijk iets in het onderwijs. De spanningsboog van de meeste jongens is lager dan die van de meisjes. Daarom geef ik tijdens mijn lessen actief beurten, bijvoorbeeld bij lezen, om zo iedereen betrokken te houden.
Interactie / autonomie
Vertrouwen en waarderen;
Leerlingen hebben een eigen mening, dit mogen ze ook zeker hebben. Ook in mijn klas, maar soms kan dit doorslaan en grijp ik in. Dat heeft betrekking tot dat een ander leerling “homo” is of zulke uitspraken. Ik leg dan uit dat je altijd moet zeggen “ik vind”, maar als je een mening hebt en deze uitspreekt dat je daar ook ruzie om kunt krijgen.
Ondersteunen;
Elk leerling heeft behoefte aan autonomie.
Uitdagen;
Jongens en meiden kunnen heel goed van elkaar leren, dit omdat ze zo verschillend zijn. In de klas wordt hier rekening mee gehouden tijdens het samenwerken. Jongens en meisjes gemixt in een groep tijdens het samenwerken.
Instructie / relatie
Vertrouwen en waarderen;
Als een leerling een antwoord geeft reageer ik zo positief mogelijk. Ik waardeer wanneer een leerling de moeite genomen heeft om over het antwoord na te denken. In mijn lessen bedank ik leerlingen altijd als ze iets voor mij gedaan hebben. Een voorbeeld hiervan is dat ik tijdens leesbeurten de beurt afsluit met “dankjewel, wil de volgende verder lezen”. Ik laat hier zien dat ik het waardeer dat de leerlingen actief mee doen in mijn lessen.
Ondersteunen;
Ik laat aan heel de klas weten dat de dingen die zij leren niet altijd gemakkelijk zijn. Dat ik er ben om ze te helpen. En dat ze met alle vragen naar mij toe mogen komen.
Uitdagen;
Ik vind het belangrijk om te weten hoe iemand de som opgelost heeft. Ik vraag naar de denkstappen van de leerling. Hierin kan ik zien hoe zij denken en met welke strategie zij bezig zijn en wel degelijk kan er in de denkstrategie tussen jongens en meiden een verschil zitten.
Instructie / competentie
Waardering;
Tijdens het lezen trek ik niemand voor, ik laat zoveel mogelijk leerlingen aan de beurt komen. Mijn streven in een les is dat iedereen minimaal één keer aan de beurt komt.
Ondersteunen;
In de klas pas ik alles aan op de leerlingen. Hierbij is het belangrijk dat ik ook rekening hou met het verschil tussen jongen en meisje. Een jongen heeft een meer directer aanpak/communicatie nodig dan een meisje. Daarmee moet ik in mijn taalgebruik rekening houden.
Uitdagen;
De leerlingen belonen wanneer ze goed gewerkt hebben.
Instructie / autonomie
Vertrouwen en waarderen;
Leerlingen kunnen veel zelfstandig, als ze dit ook kunnen laat ik ze los en mogen ze zelf de opdrachten maken. Als ik merk dat ze het niet kunnen of aangeven dat ze mijn hulp nodig hebben, zal ik die geven.
Ondersteunen;
De leerlingen weten precies waar ze aan toe zijn in mijn lessen, dit bespreek ik aan het begin van de les.
Uitdagen;
Deze leerlingen hebben heel veel structuur nodig, ongeacht of het een jongen of enkele meisjes is. Om zoveel mogelijk structuur en rust te bieden, geef ik altijd instructie en vertel ik altijd wat de leerlingen moeten doen. Ik zal de leerlingen niet in het diepe gooien, dit omdat ze anders veel onrust in zich krijgen. Deze onrust moet juist op school met betrekking tot het leren niet nodig zijn.
Klassenmanagement / relatie
Vertrouwen en waarderen;
Het in orde hebben van de spullen van de leerlingen. Ik zie in de les dat meisjes hier zorgvuldiger in zijn.
Ondersteunen;
De klas is zo prikkelvrij mogelijk ingericht. Alleen het nodige onderwijs materiaal is aanwezig.
Uitdagen;
In het praktijk lokaal worden de leerlingen uitgedaagd om met de inrichting bezig te zijn.
Klassenmanagement / competentie
Vertrouwen;
Leerlingen kunnen bij mij in de klas zelfstandig werken. Ze zijn verantwoordelijk voor hun eigen taken en huiswerk. De ene leerling maakt hier wel gebruik van en de andere niet.
Ondersteunen;
In de klas is het mogelijk om rustig te werken, maar dat kan wel eens verstoord worden. Leerlingen kunnen zelf aangeven als zij ergens anders rustig willen werken. Voornamelijk de jongens kunnen zich niet afsluiten voor de bijgeluiden in de klas.
Uitdagen;
Bij het zelfstandig werken is het ook de bedoeling dat de leerlingen de zelf hun werk nakijken.
Klassenmanagement / autonomie
Vertrouwen;
De leerlingen hebben inspraak in de klassensamenstelling. De leerlingen zijn vrij in het kiezen van een zitplaats in tijdens de les.
Ondersteunen;
Elke leerling heeft een eigen niveau van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Ik houd hier rekening mee. Daarin zie ik duidelijk een verschil tussen jongens en meisjes, de meisjes in de klas hebben een grotere mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
Uitdagen;
De leerling krijgt heel wat huiswerk op, de een kan dit beter plannen dan de ander. Als blijkt dat ze het plannen niet geheel onder de knie hebben dan krijgen zij hier ondersteuning in. “
En daarom zijn kinderen zo leuk!!
Ze doen iets, waar je boos op kunt worden,
maar ze zijn het zo weer vergeten.
Omdat je normaal tegen ze doet!
[1] http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/2924384/2011/09/22/Scholier-19-krijgt-boete-voor-treiteren-in-klas.dhtml
[2] Presentatie beroepstaak1&2 het leraarschap, PABO 2009/2010
[3] Http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/thema/leren/krachtig-leren-adaptief-onderwijs/
[4] PABO, beroepstaak omgaan met verschillen; jongens versus meisjes. Dit vertaald naar mijn lesgeven in het middelaaronderwijs. Met de volgende literatuur:
- Adaptief onderwijs in een lerende school; Dijkstra, Rinse & Nico van der Meer; APS Utrecht
- Erbij horen en meetellen; over de basisbehoefte relatie; Dijkstra, Rinse; APS, Utrecht, 1999
- Ieder op zijn eigen wijs; over de basisbehoefte autonomie; Dijkstra, Rinse; APS, Utrecht, 2000
- Ideeënboek Adaptief onderwijs; Meer, N. van der & A. Koolhof; APS, Utrecht
- Laat dat maar aan mij over; over de basisbehoefte competentie; Dijkstra, Rinse; APS, Utrecht, 2000