Matrixmodel adaptiefonderwijs

'

“Het matrix van adaptief onderwijs uitgewerkt.

Interactie / relatie
Vertrouwen en waarderen;
Ik geef de leerlingen complimenten, ook al maken ze hele kleine stappen vooruit. Bij de jongens moet ik hier heel direct in zijn en duidelijk benoemen wat ze gedaan hebben. Bij de meisjes kan ik dit ook met een handgebaar. In de klas behandel ik iedereen met respect. Het maakt mij niet uit of je een jongen of een meisje bent of welke culturele achtergrond jij hebt. Maar ik verwacht wel dat ik ook respect terug krijg.
Ondersteunen;
Elke leerling krijgt van mij persoonlijke aandacht. Vaak is dit even in de les, ervoor of erna. Er zijn ook leerlingen die even iets komen vertellen.
Uitdagen;
Met het samenwerken in de klas probeer ik naast sterke en zwakke leerlingen ook jongens en meisjes te laten samenwerken. Beiden zullen op een heel andere manier de opdrachten aanpakken, zo leren zij weer van elkaar.

Interactie /competentie
Vertrouwen en waarderen;
Als ik kijkt naar het verschil tussen jongens en meisjes met betrekking tot het leren, nemen meisjes de taal sneller op. Ik maak geen onderscheid tussen jongens en meisjes met betrekking tot het kunnen en kennen van het leerling op individueel niveau. Elk leerling kan iets goed en dit zal ik benadrukken door het te benoemen.
Ondersteunen;
Om zoveel mogelijk rekening te houden met de verschillende interesses, moet ik als leerkracht weten wat de interesses van de verschillende leerlingen zijn. Niet alleen het verschil tussen jongens en meisjes, maar ook individuele verschillen. Als ik de interesses van de leerlingen weet kan ik inspelen op de leefwereld van de leerlingen.
Uitdagen;
Het begrip “erbij houden” vind ik een belangrijk iets in het onderwijs. De spanningsboog van de meeste jongens is lager dan die van de meisjes. Daarom geef ik tijdens mijn lessen actief beurten, bijvoorbeeld bij lezen, om zo iedereen betrokken te houden.

Interactie / autonomie
Vertrouwen en waarderen;
Leerlingen hebben een eigen mening, dit mogen ze ook zeker hebben. Ook in mijn klas, maar soms kan dit doorslaan en grijp ik in. Dat heeft betrekking tot dat een ander leerling “homo” is of zulke uitspraken. Ik leg dan uit dat je altijd moet zeggen “ik vind”, maar als je een mening hebt en deze uitspreekt dat je daar ook ruzie om kunt krijgen.
Ondersteunen;
Elk leerling heeft behoefte aan autonomie.
Uitdagen;
Jongens en meiden kunnen heel goed van elkaar leren, dit omdat ze zo verschillend zijn. In de klas wordt hier rekening mee gehouden tijdens het samenwerken. Jongens en meisjes gemixt in een groep tijdens het samenwerken.
 
Instructie / relatie
Vertrouwen en waarderen;
Als een leerling een antwoord geeft reageer ik zo positief mogelijk. Ik waardeer wanneer een leerling de moeite genomen heeft om over het antwoord na te denken. In mijn lessen bedank ik leerlingen altijd als ze iets voor mij gedaan hebben. Een voorbeeld hiervan is dat ik tijdens leesbeurten de beurt afsluit met “dankjewel, wil de volgende verder lezen”. Ik laat hier zien dat ik het waardeer dat de leerlingen actief mee doen in mijn lessen.
Ondersteunen;
Ik laat aan heel de klas weten dat de dingen die zij leren niet altijd gemakkelijk zijn. Dat ik er ben om ze te helpen. En dat ze met alle vragen naar mij toe mogen komen.
Uitdagen;
 Ik vind het belangrijk om te weten hoe iemand de som opgelost heeft. Ik vraag naar de denkstappen van de leerling. Hierin kan ik zien hoe zij denken en met welke strategie zij bezig zijn en wel degelijk kan er in de denkstrategie tussen jongens en meiden een verschil zitten.

Instructie / competentie
Waardering;
Tijdens het lezen trek ik niemand voor, ik laat zoveel mogelijk leerlingen aan de beurt komen. Mijn streven in een les is dat iedereen minimaal één keer aan de beurt komt.
Ondersteunen;
In de klas pas ik alles aan op de leerlingen. Hierbij is het belangrijk dat ik ook rekening hou met het verschil tussen jongen en meisje. Een jongen heeft een meer directer aanpak/communicatie nodig dan een meisje. Daarmee moet ik in mijn taalgebruik rekening houden.
Uitdagen;
De leerlingen belonen wanneer ze goed gewerkt hebben.
 
Instructie / autonomie
Vertrouwen en waarderen;
Leerlingen kunnen veel zelfstandig, als ze dit ook kunnen laat ik ze los en mogen ze zelf de opdrachten maken. Als ik merk dat ze het niet kunnen of aangeven dat ze mijn hulp nodig hebben, zal ik die geven.
Ondersteunen;
De leerlingen weten precies waar ze aan toe zijn in mijn lessen, dit bespreek ik aan het begin van de les.


Uitdagen;
Deze leerlingen hebben heel veel structuur nodig, ongeacht of het een jongen of een meisje is. Om zoveel mogelijk structuur en rust te bieden, geef ik altijd instructie en vertel ik altijd wat de leerlingen moeten doen. Ik zal de leerlingen niet in het diepe gooien, dit omdat ze anders veel onrust in zich krijgen. Deze onrust moet juist op school met betrekking tot het leren niet nodig zijn.
 
Klassenmanagement / relatie
Vertrouwen en waarderen;
Het in orde hebben van de spullen van de leerlingen. Ik zie in de les dat meisjes hier zorgvuldiger in zijn.
Ondersteunen;
De klas is zo prikkelvrij mogelijk ingericht. Alleen het nodige onderwijs materiaal is aanwezig.
Uitdagen;
In het praktijk lokaal worden de leerlingen uitgedaagd om met de inrichting bezig te zijn.

Klassenmanagement / competentie
Vertrouwen;
Leerlingen kunnen bij mij in de klas zelfstandig werken. Ze zijn verantwoordelijk voor hun eigen taken en huiswerk. De ene leerling maakt hier wel gebruik van en de andere niet.
Ondersteunen;
In de klas is het mogelijk om rustig te werken, maar dat kan wel eens verstoord worden. Leerlingen kunnen zelf aangeven als zij ergens anders rustig willen werken. Voornamelijk de jongens kunnen zich niet afsluiten voor de bijgeluiden in de klas.
Uitdagen;
Bij het zelfstandig werken is het ook de bedoeling dat de leerlingen de zelf hun werk nakijken.

Klassenmanagement / autonomie
Vertrouwen;
De leerlingen hebben inspraak in de klassensamenstelling. De leerlingen zijn vrij in het kiezen van een zitplaats in tijdens de les.
Ondersteunen;
Elke leerling heeft een eigen niveau van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Ik houd hier rekening mee. Daarin zie ik duidelijk een verschil tussen jongens en meisjes, de meisjes in de klas hebben een grotere mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
Uitdagen;
De leerling krijgt heel wat huiswerk op, de een kan dit beter plannen dan de ander. Als blijkt dat ze het plannen niet geheel onder de knie hebben dan krijgen zij hier ondersteuning in. “


'